1946–1951: de naoorlogse jaren
De jaren vijftig en zestig waren een zeer actieve periode voor de UHSK. Na de oorlog was het universitaire leven weer op gang gekomen en zo ook het leven binnen het Instituut Geschiedenis en de UHSK. Al vrij snel werden er weer excursies georganiseerd en in de jaren hierna werd de eerste buitenlandse excursie van de UHSK georganiseerd. In 1947 werden er plannen gemaakt, en in 1949 ging men uiteindelijk naar Vlaanderen, de ‘bakermat van de beschavings- en cultuurgeschiedenis van onze Nederlandse Stam’.
Wat de UHSK onder andere uitvoerde op deze excursies blijkt uit liedjes die in deze tijd geschreven zijn: ‘Benedictijnen, Benedictijnen, met uw cider en uw bier. Als U niet oppast kan ‘t gebeuren, dat g’ons telkens terugziet hier’. Uit een ander liedje blijkt dat de UHSK’ers ook naar het strand gingen: ‘De Kring die ging eens zwemmen, In de Vlaamse zee. Ze moesten zich verkleden, Maar dat viel lang niet mee. Historici gingen zwemmen, figuur was er niet veel. Maar dat kwam voornaamlijk, van al de pap en meel.’ Echter: ‘De zon was veel te heet, Voor onze tere huid. We komen uit ‘t Noorden, En niet uit ‘t warme Zuid.’
Er werd gegeten, gedronken, gevoetbald en gezwommen. Toch waren er ook heel wat studie-inhoudelijke uitstapjes, en werden er regelmatig bezoeken gebracht aan andere studentensteden. Ook waren er vele lezingen, die vaak handelden over de Tweede Wereldoorlog of aanverwante onderwerpen. In december 1956 pakte de UHSK uit: de Britse professor Toynbee werd aangeschreven om te komen spreken. Helaas ging hij niet op de uitnodiging in.