1926–1931: oprichting en eerste jaren
De geschiedenis van het Instituut voor Geschiedenis in Utrecht begint officieel in 1921. In dat jaar werd het Instituut voor Middeleeuwse Geschiedenis opgericht, gevestigd aan de Drift. Vanaf toen werd het mogelijk om alleen in de geschiedenis af te studeren. Op de Drift bevond zich ook het Instituut voor Klassieke Talen, en de leeszaal Nieuwe Geschiedenis, met aan het hoofd de beroemde historicus G.W. Kernkamp. Destijds waren er niet meer dan tien studenten in de geschiedenis.
Het waren deze studenten die op 5 maart 1926 de Utrechtse Historische Studenten Kring oprichtten. De notulen van de oprichtingsvergadering zijn bewaard gebleven. De heren T.S. Jansma en J.J. Beyerman waren de initiatiefnemers. Op de vergadering deden zij voorstellen om de samenwerking tussen de historici te bevorderen, en riepen zij de aanwezigen op lid te worden van het Utrechtsch Studenten Corps. Tegen dit laatste bestonden echter bezwaren, en er werd besloten een onafhankelijke vereniging voor geschiedenisstudenten op te richten. Op 23 maart werd gekozen voor de naam UHSK.
Het doel van de Kring was dus de samenwerking tussen historici te bevorderen. Het eerste huishoudelijk reglement uit 1931 laat meer zien over het karakter van de vereniging. Artikel twee luidt: ‘Het doel der Kring is, buiten het kader van der bestaande algemeene Studentencorporaties om, een band te vormen tusschen alle historische studenten aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. En artikel drie: ‘De Kring draagt het karakter van een studieclub.’ Dit doel hoopte men te realiseren door het organiseren van lezingen, excursies en een jaarlijkse algemene ledenvergadering.